Onze Eigen Wildernis – Deel 4 (slot)
Het wordt tijd een eind te breien aan deze langlopende serie over het menselijk ras. Diverse natuurlijke habitatten zijn reeds de revue gepasseerd, wat ons slechts rest zijn de ontelbare appartementencomplexen die werkelijk overal lijken op te duiken als grote pukkels in het stadse landschap. Met grote verbazing kijken de aanwezigen op de tribune naar deze vreemde “stapelnesten”, die zich overal lijken te bevinden. Van het centrum van de stad tot de ruime buitenwijken.
“Lijkt me vreselijk”, zegt Albert Mol vol afschuw. “Iedere keer als je boven de grond komt ben je bang je kop te stoten aan de vloer van je bovenbuur… of erger, je graaft per ongeluk door de bodem van het nest! Denk je dat het buiten donker is, blijk je in het hol van De Leeuw te zitten, nee dank je!!” Ook Juffrouw Ooievaar heeft zo haar bedenkingen. “Ik moet gewoon open lucht boven me hebben hoor… Stel je voor dat je een Schijtlijster boven je krijgt te wonen, en dat die drab dan langs…… Brrrr!”
Er is geen appartementencomplex hetzelfde, ze zijn er in alle soorten en maten. Kleinschalige bouw of opgestapeld als grote platte woonrijen, ook wel flats genoemd. “Wat zijn al die rare ronde dingen die ze daar massaal aan de balkons hebben hangen?” vraagt Maya de Bij nieuwsgierig. “Zouden dat soms voelsprieten zijn?” “Nee natuurlijk niet, stom wicht, dat is om in contact te blijven met verre kolonies” snauwt een Turkse Trekvogel haar toe. “Mag hopen dat jij er ooit eentje op je besnorde kanis krijgt” antwoordt Maya bijdehand.
Niet alleen de variatie in appartementen is groot, het zijn ook de bewoners ervan die je niet allemaal zomaar in dezelfde categorie kunt plaatsen. De studentenflats, te herkennen aan grote hoeveelheden fietsen en bierkratten op de balkons, doen dienst als onderkomen voor de bijna volwassenen die al vroegtijdig het ouderlijk nest hebben verlaten, en hun plaats in de maatschappij nog moeten zien te vinden. Nestdrang is er nog niet, maar de paringsrituelen oefenen en snuffelen aan alle mogelijke partners is een dagelijkse bezigheid. Het is een leerfase om goed beslagen ten ijs te komen voor als het echte werk begint.
De mooiste stapelnesten op de goede locaties worden vaak bewoond door paren wiens kroost reeds is uitgevlogen, en voor wie het oude vertrouwde nest te groot is geworden. Op deze prachtige locaties genieten Oma en Opa Kloek van hun welverdiende oude dag, mijmerend over goede tijden die zijn geweest.
Maar er is één groep die niet vergeten mag worden. De tweepotigen die slechts in hun eentje een nest bewonen. Ook die groep op zich is niet uniek. Er zijn nestbewoners die bewust alleen zijn, die wars zijn van elke vorm van nestdrang en zich prima vermaken met een glansrijke carrière en af en toe wat oppervlakkig vertier zoeken met het andere geslacht. Maar er is ook een categorie van bewoners die daar niet voor kiezen, die ongewild alleen in dat nest wonen. Bijvoorbeeld omdat ze op een of andere manier hun soortgenoot hebben verloren, of omdat het beter was het grotere nest te verlaten omdat het leefgebied geen gezonde omgeving meer bleek.
Het is deze laatste groep die weer heimelijk terug verlangt naar een fijne warme huiselijke omgeving met een trouwe partner omdat ze weten hoe fijn het kan zijn, en dit slechts in herinnering met zich mee dragen. Het zijn ook precies die mensen die met een cynische blik de wereld in kijken, en met argusogen de bewoners van de nieuwbouw- en volkswijken bekijken en er vervolgens zogenaamd grappig commentaar over schrijven. Maar zij zijn het, die ’s avonds over straat lopen, in de hoop tussen de gesloten gordijnen een glimp van de warmte en huiselijkheid op te vangen, wanneer Moeder Kloek een exotische maaltijd heeft gekookt uit de nieuwste Viva of Libelle, of als Tinie liefdevol een zelf gedraaide gehaktbal op het bord van Dikke Dirk naast de bloemkool stuitert of wanneer Sterre en Lente met smaak een vegetarische pasta om hun kleine vorkjes draaien terwijl ze enthousiast vertellen over hun schooldag.
Een bevolkingsgroep om medelijden mee te hebben? Nee, zeker niet! Want dit is namelijk de groep van de sterksten, de overlevers, de volhouders! Ze slaan zichzelf overal dapper doorheen, en houden zich vast aan de drie belangrijkste pijlers van het leven: Geloof, Hoop en Liefde. Ze geloven in een nieuwe toekomst, hopen dat er aan de zoektocht ooit een einde komt, en hebben bergen liefde te vergeven als die ware eenmaal weer langs komt. Het is slechts een kwestie van tijd totdat deze hele mierenhoop laag voor laag is doorgespit, en er ineens dat holletje wordt geopend waar die langverwachte warmte wacht…….
Het is doodstil op de tribune… Alleen op de eerste rij klinkt een hevig gesnotter. Bolke de Beer en Broer Konijn zijn elkaar snikkend in de armen gevlogen en Juffrouw Ooievaar weet niet hoe gauw ze de doos met tissues moet doorgeven. “Is het nou in hemelsnaam eens afgelopen met dat gejank stelletje homo’s!” Snauwt Rein de Vos geïrriteerd “Jullie lijken wel een …..” BAF!!!! Zijn laatste woorden worden gesmoord door een aanvliegende handtas die hem vol tussen zijn ogen raakt. Terwijl hij duizelig ter aarde stort ziet hij nog net twee roze flamingo’s op de achterste rij elkaar een wapperende high-five geven. Die zit.
“Apart volk he, die mensen”, zucht Maya de Bij als ze naast Meneer de Uil stilletjes en onder de indruk het openlucht theater verlaat. “Jawel”, antwoordt Meneer de Uil, “Maar het lijkt me sterk dat we hier geen vervolg op krijgen. Volgens mij hebben we de helft van die rare geitenbreiers nog niet gezien…..” Zou hij ooit gelijk krijgen?