Ik ben een zijslaper. En dat ik daarbij akelig dicht bij de bedrand slaap is mij bekend. Dat gaat ook al ruim 47 jaar goed. Tot vannacht. Ik word ruw uit mijn nachtrust gerukt door een klap en een stekende pijn in mijn linker knieschijf. Ik ben met mijn hoofd tegen de wasmand beland en met mijn knie op de houten vloer terecht gekomen. Versuft ga ik op de vloer zitten en zie tot mijn verbazing dat een rustig slapende Limburgse indringer gedurende de nacht heel stiekem Brabants grondgebied is binnengedrongen, tegen de Amstelveense Heuvelrug is neergevleid en slechts 25cm vrij beslaapbaar grondgebied heeft overgelaten. Te weinig voor tussentijdse draaimanoeuvres, zo blijkt. Versuft gaat er één oog open. “Wat ben jij nou aan het doen?” vraagt het heerschap slaperig. “Ik zit te bidden, nou goed??!!” Het komt er snibbiger uit dan bedoeld. Ik schuif Heer Landjepik terug naar z’n eigen zone en klim kreunend terug in bed. Daar liggen we even in het donker stilzwijgend naar het plafond te staren, om vervolgens proestend in een hevige lachbui uit te barsten. “Sorry hoor schat. Maar fijn om te zien dat je na vier maanden nog steeds voor me valt…” Jaja, het is al goed. Ga nou maar slapen. Badmuts!
Boem is auw!
1