Een mooie zondag in mei. Uitstekende dag voor een uitje naar het nabijgelegen pretpark met de voltallige toneelgroep. Met de jeugd en volwassenen in gemengde groepen, een handvol gerijpte spelers tegen een buslading stuiterende enthousiastelingen. Dat wordt nog wat.
Zodra we het park in zijn is de jonge garde bijna niet meer te zien. Wij oudjes kunnen dat tempo maar amper bijhouden. Trappelend van ongeduld staan ze ons op te wachten bij de Troy. Dat is blijkbaar de grootste, hoogste en langste houten achtbaan van de Benelux. Het is rustig in het park en wachtrijen zijn er amper. We worstelen ons in het karretje en ik trek de stalen veiligheidsbeugel tegen mijn buik aan. Maar hij zit nog wat los dus ik druk hem stevig in mijn bourgondisch gevormde “airbag” tot ik voel dat hij in de vergrendeling valt. Maar daarbij heb ik blijkbaar niet gerekend op de overenthousiaste pretpark medewerker die het perron op komt springen en in volle vaart een mep geeft tegen de veiligheidsbeugel van elk karretje waar hij met een noodgang langs rent. Met een enorme klap schiet mijn beugel nog een extra tandje in de vergrendeling waarbij er een flinke stoot lucht uit mijn longen wordt gedrukt en het voelt alsof ik op korte afstand door een harde voetbal in mijn maag wordt getroffen. Mijn “Heimlich” is helaas niet onopgemerkt voorbij gegaan bij de nog wachtende toneelleden en ik word natuurlijk kostelijk toegelachen.
Mooie achtbaan hoor die Troy, maar ze waren wel even vergeten te melden dat het naast de langste, grootste en hoogste ook nog eens de snelste was… Met een snelheid van ruim 90 km/uur worden we zo loeihard over de houten rails geraffeld dat het een wonder is dat mijn vullingen nog in mijn kiezen zitten. Naast mij zit mijn charmante, stoere en een paar jaar jongere medespeelster. Die is toch wel wat gewend schat ik zo, maar wanneer we vaart minderen en de wilde rit ten einde is meen ik toch iemand “Ik geloof echt dat ik hier te oud voor word” te horen zuchten. Wankelend stappen we onvast uit het karretje. “Nou.. Opa en Oma hebben het overleefd”, mompel ik. We worden opgewacht door onze regisseur. Die bekijkt geamuseerd onze uitdrukkingen op het gezicht en vraagt “Gaat het Rody? Je ziet er wat verwilderd uit!” “Eh ja hoor, prima. Zie je die twee bultjes in m’n nek? Dat zijn m’n nierstenen!” “Ach joh wees blij. Eén keer goed hoesten en je bent ze kwijt. Uitplassen is minder prettig!” En door!
Als volgende attractie wordt de Booster Bike genoemd. “Ideaal voor jou Rody, want je krijgt daar alleen een beugel op je rug!” Fijn, ze houden al rekening met mijn “handicap”. Wat kan er gebeuren denk ik nog, ik heb immers geen uitstulpingen op mijn rug hangen. De motorfietsjes zijn klein uitgevallen, maar het lukt me om erin te kruipen. Mijn telefoon verplaats ik van mijn broekzak naar mijn jaszak met rits om te voorkomen dat Steve Jobs’ nakomeling gaat vliegen onderweg. Door het stuur met beide handen aan te pakken en het naar je toe te trekken worden de beugels om de bovenbenen en de rug stevig aangetrokken. Ik trek tot ik niet verder kan, en dat valt best tegen. “Auw, er steekt nu iets heel pijnlijk vanonder mijn buik in mijn ribben”, mopper ik naar hetzelfde toneelgezelschap naast me. “Ja leg hem dan even recht, dan heb je er geen last van!” zegt ze lachend. “Nee joh, ik bedoel m’n iPhone, straks breekt ie nog!”. Het lukt me moeizaam het onding een stukje naar rechts te positioneren en ik heb eindelijk wat lucht als er ineens een dame naast me staat te schreeuwen en tegen de rugbeugel duwt. “Harder naar u toe trekken meneer, nog meer!” Ja hallo, ik kan niet verder? Ze doet nog twee verwoede pogingen en zegt dan “Moment meneer, even mijn collega halen, wij moeten u met z’n tweeën even aandrukken!”. Ja hoor, kan het nog gênanter? Vier handen, een klik, en mijn maag dwars door mijn middenrif. Ik wil eruit, maar te laat. De stoet zet zich met een noodgang in beweging. Het is een ritje van niks, maar langer zonder adem kan ik niet. Zodra de beugel loslaat neem ik een volle teug verse lucht en voel aan mijn buik. Alles voelt gladder dan voorheen. “Hoe is het met mijn achterwerk? Groter dan vanochtend?” vraag ik. Want die buik moet toch ergens gebleven zijn. Maar nee, mijn derrière is blijkbaar nog net zo plat als voorheen. Even overweeg ik nog een keer terug te gaan naar de Troy. Al is het maar om mijn ingewanden weer op de juiste plek te laten rammelen.
De rest van de middag verloopt rustig, met koffie, broodjes en geleuter. Dat zijn de attracties waar ik het best op ga trouwens, voor wie dat nog niet doorhad. Onderweg richting uitgang besluiten we de Scorpios nog even aan te doen, het schommelschip. Nou daar kun je je geen buil aan vallen. Toch? Ik stel voor om in het midden te gaan zitten want, zo redeneer ik, daar beweeg je het minst. Maar daar is helaas geen plek meer. We zitten met drie op een rij. Allemaal van dezelfde club, maar de breedste in het midden en twee slanke dennen naast mij. En die dennen hebben ook bescherming nodig. Dat vindt de medewerkster ook en prompt krijg ik weer die enorme stalen buis diep in mijn buikboezem geramd. Deze keer zit ie echt zeer oncomfortabel. Mijn “hoofdrol” (om maar in toneeltermen te blijven) zit pijnlijk klem onder de buis, die zich dankzij mijn diepliggende navel als zuignap door mijn dunne toneelshirtje aan mij heeft vastgezogen. “Leg hem er overheen Rody!’ hoor ik gekscherend vanaf de bank tegenover me. Maar wat ik ook probeer, het zit zo vast dat niks lukt. Ik zal het moeten uitzitten. Achterstevoren naar achteren, geen probleem. Maar bij elke voorwaartse beweging naar beneden word ik lichtelijk van de bank gewipt en schuurt de zuignap pijnlijk met de stang mee. Hoe lang nog???
Toch hebben we een hele leuke dag beleefd en moe maar voldaan lopen we naar de uitgang. Mijn buikvel zeurt en ik wrijf zachtjes over mijn getergde voorspoiler. Misschien moet ik dit toch maar niet meer doen? Ik twijfel of ik de jeugdleden nog even geïnteresseerd moet vragen wat zij de leukste, meest hilarische of grappigste attractie vonden vandaag. Maar ik doe het toch maar niet, bang dat ze straks massaal mijn naam gaan roepen. “Hoewel.. ik als attractie in een pretpark.. zou dat zo erg zijn?” denk ik nog. Iemand misschien een leuke suggestie voor een naam? Ik dacht zelf dat “Holle Bolle Gijs” of “De Vliegende Hollander” wel passend zouden zijn, maar iets zegt me dat ik deze namen wel op mijn gegeselde buikje kan schrijven.
