Manlief wil gaan shoppen. Niet echt mijn favoriete bezigheid, maar om het leuk te houden stel ik voor naar een stad af te reizen die niet voor de hand ligt. Liefst met een historische binnenstad, ’s avonds uit eten, overnachten in een leuk hotel en de volgende dag pas naar huis. Op die manier kan ik er prima mee leven.
We besluiten naar Den Haag te rijden. En dat blijkt een goede keuze. We parkeren in de garage onder het museumkwartier en komen boven de grond vlak naast de hofvijver. Omdat Mark Rutte na meermaals aanbellen geen gehoor geeft lunchen we eerst lekker op het terras in de zon, voordat we ons naar de winkels begeven. “Kijk daar”, klinkt het opgewonden naast me, “De H&M, daar wil ik het eerst naar binnen.” Het is een prachtig klassiek gebouw, het voormalig luxueuze modewarenhuis Maison de Bonneterie. Glimlachend moet ik denken aan het verhaal van mijn tante, die ooit vertelde getuige te zijn geweest van een aanrijding tussen een kat en een auto, vlak voor dit sjieke etablissement. Omdat ze de inmiddels overleden kat niet zo op het trottoir wilde laten liggen is ze de winkel in gelopen om een tasje te vragen, zodat ze de dode pechpoes in ieder geval kon wegdragen. Om vervolgens bruut weggegrist te worden door een tasjesdief met goede smaak. Die zal een goeie dag hebben gehad zeg!
Het is een prima compromis: de één duikt de kledingrekken in, de ander geniet van de architectuur. So far, so good. Maar we zijn paleis Noordeinde nog maar net voorbij als ik ineens behoorlijke buikkrampen krijg, met bijbehorende aandrang. “Waar heb jij last van?”, vraagt m’n wederhelft als ie de zweetdruppels op m’n voorhoofd ziet. “Ik heb kramp en moet naar de WC”, antwoord ik met een benepen stemmetje. “Ah nee he, het zal weer eens niet. Hoe erg is het?” “Nou… hij drukt met z’n neus al tegen het canvas. Zoiets.” Het idee van een openbaar toilet lijkt me niet erg aantrekkelijk, maar nood breekt wet. “Laten we naar de Bijenkorf gaan. Sjieke winkel, daar hebben ze vast keurig sanitair!” Ik vind het allang prima. En het moet gezegd, de Bijenkorf stelt niet teleur. Keurige voorzieningen en ik hoor zowaar engelen zingen zodra ik mijn korte broek op de marmeren vloer laat zakken en de bommen los kan gooien.
Opgelucht en met een “huppeltje van de slager” voeg ik me weer bij mijn geduldig wachtende lieverd en samen nemen we de roltrappen naar beneden. We zijn nog net niet buiten als ik zenuwachtig naar mijn rechter broekzak grijp. “Shiiiiit!! Nee he! Ik heb mijn iPhone op het toilet laten liggen!”, roep ik in paniek. Om vervolgens resoluut rechtsomkeert te maken en de roltrappen op te rennen. Er gaat op dat moment van alles door me heen. Het nogal gemêleerde publiek wat er op straat rondloopt, hoeveel mensen er bij het toilet stonden te wachten, gokken hoeveel er na mij in dat hokje zijn geweest, dat ik nog een jaar moet afbetalen aan KPN en dat ik thuis in ieder geval nog een reserve Samsung heb liggen. Want dat ik een iPhone armer zou zijn, staat voor mij bij voorbaat al vast.
Gehaast stuif ik de toiletruimte binnen, maar helaas, er zijn wachtenden voor me. Vier nors kijkende jonge mannen, van Noord-Afrikaanse afkomst zullen we maar zeggen, kijken me dreigend aan alsof ze willen zeggen “Waag het niet om voor te dringen”. Er zijn vier toilethokjes. Bij de eerste drie zie ik van afstand het slot op “rood” staan, de vierde, “mijn hokje”, staat op groen. Groen! Hij is vrij! Ik verzamel al mijn moed en loop resoluut de vier mannen voorbij en trek met een ruk de deur open. Een keihard “EEEEEEEEEEEEEEEEJJJJ!!!!” is niet het geluid wat ik had verwacht en ik kijk midden in het verbolgen gezicht van een oude Indiër, die geschrokken zijn handen voor zijn kruis vouwt. “Eh… sorry… de deur… die was niet afgesl…” Ik maak mijn zin niet af, want mijn rechter ooghoek registreert een zwarte iPhone op de toiletrolhouder aan de muur. Snel gris ik de telefoon weg en stop hem veilig in mijn broekzak. De uitdrukking op het gezicht van de oude man verandert direct van compleet geschokt naar begrijpend vriendelijk en roept “Aaaaaaaaah, oew telefon! Oew telefon menier!” Vrolijk zwaait hij zijn arm in de richting waar zojuist nog een zwarte iPhone lag, wat mij dan weer een ongewenste aanblik op de donkerbruine kroonjuwelen oplevert. Fijn, dat beeld krijgen we dus ook nooit meer van het netvlies af. Ik stamel met een rood hoofd iets onverstaanbaars en maak dat ik weg kom.
Van de route tussen de afdeling sanitair en de roltrappen weet ik me vervolgens niets meer te herinneren, behalve het besef dat ik niet eerst even heb gecontroleerd of het mijn eigen telefoon wel was. Opgelucht constateer ik dat de gezichtsherkenning werkt en dat is voor mij even genoeg bewijs. Verwonderd en blij dat mijn vertrouwen in de mensheid in positieve zin weer iets is bijgeschaafd loop ik lichtvoetig naar beneden. Mijn echtgenoot had overigens allang in de gaten dat dit met een sisser was afgelopen. “Dat zag ik al van veraf aan je Blije Korf!” Grapjas.
Fantastisch geschreven Rody 😂daar moet je echt meer mee doen!! 👌